De Laatste Man op Aarde - 吕天逸

Na het einde van de wereld, de laatste man op Aarde zat in zijn huis. Opeens, hoorde hij de deurbel.



Na het einde van de wereld, de laatste man op Aarde zat in zijn huis. Opeens, hoorde hij de deurbel.

Voor het einde van de wereld, toen de wereld nog normaal was, hoorde hij van zo’n hypothetische situatie, maar hij stelde zich niet voor dat het met hem zou gebeuren. Terwijl hij zijn angst inhield, stond hij op en liep naar de deur. Echter had hij geen moed om de deur te openen, dus hij hield zijn oor tegen het harde hout.

“Ik vervloek je om nooit dood te gaan.”

Een stem fluisterde van buiten.

Het was zeker een mensenstem, waardoor hij blij de deur opende. Onverwachts, niemand was aan de andere kant.

Zijn verpletterde hoop deed veel ergere pijn dan toen hij helemaal geen hoop had.

Hij bleef eventjes stil voordat hij zijn huis verliet. Hij besloot zelfmoord te plegen.

Hij vond de ruïnes van een groot gebouw en putte bijna al zijn kracht om de gebroken trap naar boven te klimmen. Dan deed hij zijn ogen dicht en gooide zichzelf eraf.

Hij landde best zwaar op de grond, maar hij voelde geen pij of irritatie. Eerst dacht hij dat hij een snelle dood kreeg, maar hij realiseerde dat hij nog steeds leefde, en dat hij geen wonden had.

Dat stem was geen illusie geweest.

De laatste man op aarde had onsterfelijkheid gekregen, maar het was niks meer dan een vloek.

Eerst ging de man hek en probeerde hij zelfmoord te plegen op verschillende manieren. Nadat liep hij door de wereld en raapte alles op wat zijn eenzaamheid kon afleiden: Een stuk papier met wat krabbels erop, een compact spiegeltje dat door dames werd gebruikt, wat reserveonderdelen van een machine. Als zijn geluk goed was, zou hij een paren bladeren vinden die uit een boek gescheurd waren.

Als de tijd wekdikte, stopte hij met al zijn activiteiten. Iedere dag keek hij naar de hemel en verdronk hemzelf in zijn gedachten, totdat uiteindelijk hij vergat dat hij nog steeds leefde.

Langzaam veranderde de zee in een moerbeiboomveld en de ruïnes in niks meer dan as.

Langzaam kwamen er nieuwe dieren op aarde. Deze dieren waren anders dan hij, ze reproduceerden met elkaar en evolueerden langzaam maar zeker.

Langzaam kwam een nieuw ras van intelligente wezens op Aarde. Ze leken niet op apen, en ook niet op mensen.

En zo passeerde een paar honderd miljoen jaar.

Hij keek hoe de intelligente wezens langzaam slimmer werden, en uiteindelijk de wereld domineerden.

Hij keek hoe de intelligente wezens een cultuur ontwikkelden, en hun kennis gebruikten om de wereld rond hen te manipuleren.

Hij keek hoe de intelligente wezens langzaam dezelfde pad namen dat de mensen ooit namen. Het milieu verslechtte toen massavernietigingswapens werden gemaakt.

Het milieu werd ruwer en natuurlijke bronnen werden schaarser, en deze intelligente wezens lieten langzaam hun ware aard zien. Ze begonnen onderling met elkaar te vechten.

Ze gebruikten de nieuwste en meest krachtige technologie om elkaar te vernietigen, en uiteindelijk, de aarde; dat weer geconsumeerd was door een zee van vlammen, teruggekeerd tot zijn voormalige staat van ‘hel’.

En zo ging een paar duizend jaar voorbij.

Het einde van de wereld gebeurde opnieuw.

Dit betekende dat hij zijn eenzaamheid voor een honderd miljoen moest verdragen.

Hij begon voor overlevenden in de ruïnes te zoeken, om met hun te communiceren en om te delen wat hij in de laatste paar honderd jaar had gezien, gehoord en had ervaart.

Hij wou vrienden maken die elkaar konden helpen en dat ze op elkaar konden vertrouwen in deze gebroken wereld.

Uiteindelijk vond hij de laatste intelligente wezen op aarde en klopte op zijn deur.

Hij kon het wezens angst en schroom op het andere kant van de deur voelen, terwijl hij voor geluid probeerde te luisteren.

In dat moment voelde hij heel moe een soort vermoeidheid dat hem diep tot de botten penetreerde. De stormvloedende en gewelddadige honderd miljoen jaar dat hij meemaakte reinigde hem vanbinnen.

“Ik vervloek je om nooit dood te gaan.” Voor een onverklaarbaar reden hoorde hij zichzelf die woorden zeggen.

Nadat hij dat zij, voelde hij alleen vreugde.

Terwijl hij in poeder uit elkaar viel, liet hij hemzelf door de wind weggeveegd te worden.

Einde